
Herman Daems, tien jaar na het economisch herstelplan Ford Genk
‘Soms lijken Limburgers de weg die ze hebben afgelegd wat te onderschatten.’
Goed tien jaar geleden rolde bij Ford Genk de laatste auto van de band. Eerder kreeg Limburg ook al enkele andere economische uppercuts te verwerken, met onder meer de sluiting van de steenkoolmijnen en van Philips Hasselt. Professor Herman Daems, die na het Ford-drama de vraag kreeg om een economisch herstelplan voor Limburg uit te broeden, blikt vandaag hoopvol vooruit. “Limburg is na al die economische tegenspoed niet in een diepe put gevallen.”
Filip Michiels
Het was de Vlaamse regering die tien jaar geleden bij topeconoom Herman Daems (KU Leuven, Harvard, Rijksuniversiteit Groningen, …) aanklopte met een ietwat aparte vraag. Of hij een werkgroep wilde samenstellen én leiden met het oog op een Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK)? In mensentaal: een algemeen herstelplan om de provincie er economisch opnieuw bovenop te helpen. Nadat de Vlaamse Ford-directie én Vlaamse politici jarenlang hadden geprobeerd om de sluiting van de Ford-fabriek te vermijden, was de hakbijl in december 2014 dan toch gevallen. Rechtstreeks en onrechtstreeks gingen daardoor zowat 10.000 jobs verloren. “Toen toenmalig Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) me met die vraag benaderde, heb ik toch enkele weken bedenktijd gevraagd”, blikt Herman Daems terug. “Ik was op dat moment immers ook voorzitter van BNP Paribas Fortis en van de KU Leuven, en wilde me er eerst van verzekeren dat ik hiervoor voldoende tijd zou kunnen uittrekken. Ik heb ook enkele voorwaarden gesteld: zo’n werkgroep moest vooral geen eindeloze praatbarak worden, snel handelen was de boodschap. En ik heb Kris Peeters meteen duidelijk gemaakt dat ik geen oplossing zou zoeken voor de Ford-fabriek, of zomaar vijfduizend nieuwe arbeidsplaatsen uit mijn hoge hoed zou kunnen toveren. Ik was niet van plan om Europa af te dweilen, op zoek naar een mogelijke overnemer. Ik wilde iets doen voor de provincie, ik wilde Limburg internationaler en ondernemender maken. Het feit dat de politiek op dat moment zelf ook niet goed meer wist van welk hout pijlen te maken, heeft er wellicht mee voor gezorgd dat men daar in meeging.”
‘Ik heb Kris Peeters duidelijk gemaakt dat ik niet zomaar vijfduizend nieuwe arbeidsplaatsen uit mijn hoed zou toveren.’
Daems bracht daarop een twaalftal onafhankelijke experten bij elkaar, vanuit het idee dat zijn werkgroep onafhankelijk van allerlei bestaande belangengroepen moest functioneren. “We hebben die – denk aan de vakbonden – wel uitgenodigd voor aparte hoorzittingen, maar in ons eindrapport hebben zij geen vinger in de pap gehad. Het was en is mijn vaste overtuiging dat je in zo’n rapport vooral moet loskomen van de bestaande systemen en structuren. Anders zie je telkens opnieuw dezelfde pistes en ideeën terugkomen. En je moet ook vaart maken, anders komen er te veel andere structuren in beweging en is er nog maar weinig mogelijk. Daarom hebben we het bewuste rapport in amper twee maanden afgewerkt.”
Juiste richting
Tien jaar later toont de topeconoom zich gematigd optimistisch over de economische toestand van de provincie. “We moeten eerlijk zijn. In 2014 lagen het BBP en de productiviteit hier lager dan het Vlaamse gemiddelde, en dat is anno 2025 nog altijd het geval. Daar staat tegenover dat het met een aantal economische indicatoren nu wel de juiste richting lijkt uit te gaan. Maar veel belangrijker in mijn ogen: Limburg is na al die economische tegenspoed niet in een diepe put gevallen. Het is een provincie die zich niet in een soort van zelfbeklag is gaan wentelen. In andere regio’s die in het verleden stevige economische klappen kregen – denk aan sommige Waalse provincies – is dat wél gebeurd. Wie vandaag door Limburg rijdt, ziet een jonge, frisse provincie. De steden en gemeenten liggen er mooi bij en stralen opnieuw dynamisme en positiviteit uit. En wellicht nog belangrijker: Limburg zet zich vandaag op de kaart als een ondernemende provincie. Dat was ook de uitdrukkelijke bedoeling van het herstelplan dat we hadden uitgetekend. zijn ook op zoek gegaan naar opportuniteiten voor een hele rist sectoren, en op maat daarvan hebben we concrete actiepunten opgelijst.”
Daems kan het nu niet voldoende onderstrepen: Limburg kampte met een aantal handicaps – te weinig ondernemerschap, te weinig kapitaal, onvoldoende internationale focus – maar kon en kan ook uitpakken met een aantal stevige troeven. Zoals bijvoorbeeld de strategische ligging, tussen de haven van Antwerpen, het Duitse industriegebied en de hoogtechnologische regio Eindhoven in. Onder meer naar de verdere ontwikkeling van logistieke activiteiten toe bood dit flink wat mogelijkheden, en dat is de voorbije jaren ook gebleken. “Daarnaast hebben we toen voorgesteld om nog veel zwaarder in te zetten op het toeristische potentieel en – een directe uitloper daarvan – het fietstoerisme. Niet enkel omdat dit soort activiteiten al snel flink wat jobs genereert, maar ook omdat het een behoorlijk laagdrempelige sector is voor startende ondernemers.”

‘Het is niet de taak van de overheid om mensen opnieuw een baan aan te bieden, maar die moet hen wél het nodige perspectief bieden.’
Het idee dat een regio wel opnieuw vanzelf zal rechtkrabbelen na zo’n economische lap, en dat duizenden ontslagen werknemers zelf wel een nieuwe job zullen vinden, is volgens Daems behoorlijk naïef. “Laat de markt spelen, zeggen ze dan in de VS. Welnu, daar geloof ik niet in. Het is niet de taak van de overheid om die mensen opnieuw een baan aan te bieden, maar die moet hen wél opnieuw het nodige perspectief bieden. Dat hebben we in Limburg ook gedaan, en die aanpak is behoorlijk succesvol gebleken. We hebben de mijngebouwen en nutteloos geworden mijnschachten niet laten verkommeren en verroesten, maar hebben ze een nieuwe functie gegeven. En we hebben ervoor gezorgd dat de provincie opnieuw leuk en aantrekkelijk oogt, waardoor mensen zin hebben om naar hier af te zakken en desnoods ook te ondernemen. Dát is de rol van de overheid. In de Amerikaanse Midwest is de traditionele industrie ook ingestort, en daar heeft de overheid niets gedaan. Het resultaat is dat je daar vandaag met miljoenen verzuurde mensen zit, die hun geloof in de traditionele politiek volledig verloren zijn en dan heel extreem gaan stemmen. De economie vindt zich altijd opnieuw uit, maar de overheid kan dit proces bespoedigen door sturend op te treden.”
Technologieclusters
Wie er de economische indicatoren voor de provincie vandaag even op naslaat, ziet hoe dan ook nog een aantal opvallende lacunes. Zo blijkt uit de cijfers van POM Limburg dat er sinds 2012 globaal wel zowat 29.000 banen zijn bijgekomen, maar dat het aantal industriejobs wel met 6.000 verminderd is. Ook telt de provincie maar een handvol echt grote bedrijven, en vind je er geen echt belangrijke technologieclusters, zoals je die bijvoorbeeld rondom Gent, Kortrijk of Leuven wél aantreft. Toch is het glas voor Herman Daems eerder halfvol dan halfleeg. “Soms lijken de Limburgers de weg die ze de voorbije jaren hebben afgelegd zelf wat te onderschatten. Met Melexis beschikt deze provincie bijvoorbeeld over de enige echte grote chipproducent van het land, wat zich de voorbije jaren dan weer vertaalde in een opvallende groei van het aantal bedrijven gericht op elektronica. Je verwijst naar steden zoals Gent, maar laat ons niet vergeten dat een aantal belangrijke families in die regio rijkdom vergaard hebben in de vlasindustrie. Dat is intussen al vele jaren voltooid verleden tijd, maar we moeten beseffen dat het vaak enkele generaties duurt alvorens dat geld via allerlei investeringen doorstroomt naar andere sectoren. Die kunnen dan op hun beurt voor economische groei en welvaart zorgen. Ook Limburg heeft nu wat tijd nodig, maar ook hier zullen ze op termijn de vruchten plukken van het pionierswerk dat lokale groeibedrijven zoals Cegeka of Essers verricht hebben. We moeten het bredere plaatje leren zien: eerder dan te mikken op one shots, moeten we een regionale economie breed en gradueel opbouwen. Bedrijven zoals Philips of Ford werden hier ooit met open armen verwelkomd vanuit het besef dat de mijnactiviteiten een aflopend verhaal waren. En effectief, zo’n grote bedrijven zorgen dan in één klap voor heel veel jobs, maar wanneer ze verdwijnen, laten ze vaak weinig achter.”
‘Het signaal dat Europa nu geeft, is dat je vooral niet verder moet groeien dan duizend werknemers. Dat is ronduit onbegrijpelijk.’
Daems toont zich daarentegen wel hoopvol over enkele belangrijke campussen die de voorbije jaren almaar meer economisch gewicht kregen in de provincie. Onder meer Health Campus Limburg DC, Bouwcampus 2.0 en Logistieke Campus Limburg. “Eigenlijk is dat concept perfect vergelijkbaar met de economische clusters waar je zelf al naar verwijst, maar het vernieuwende van zo’n campus is dat de aanwezige bedrijven daar vandaag ook veel meer samenwerken op technologisch vlak. Het gaat dus verder dan een aantal bedrijven die daar toevallig samenzitten en met elkaar samenwerken, technologie en technologische samenwerking vormen er een belangrijke rode draad én toegevoegde waarde. Denk bijvoorbeeld aan de optimalisatie van allerlei logistieke processen dankzij data en algoritmes. Ik geloof dus heel erg in dat model, waarbij bedrijven en kenniscentra de handen in elkaar slaan op zo’n campus.”
Een ander project dat Limburg technologisch op de wereldkaart kan zetten, is de mogelijke komst van de Einsteintelescoop. Volgend jaar valt de beslissing over de huisvesting van dit ondergrondse observatorium, waarmee een Belgisch-Nederlands-Duits consortium zwaartekrachtgolven wil detecteren en dieper de ruimte in wil kijken dan ooit tevoren. “Dit zou niet enkel op vlak van extra werkgelegenheid een opsteker zijn voor de hele provincie”, stelt Daems. “De technologie voor dit project zal vanuit de hele wereld worden aangeleverd, waardoor Limburg uiteraard een unieke kans krijgt om zich wereldwijd op de kaart te zetten. Daarnaast zal dit project ook heel veel nieuwe samenwerkingen genereren, waardoor er op termijn een nieuwe groeicluster zal ontstaan in Limburg.”
‘Ik durf het amper te beamen, maar eigenlijk was de tijd van dat soort gigantische autofabrieken in Vlaanderen min of meer voorbij.’
Maakindustrie
Daems benadrukt dat de maakindustrie hoe dan ook belangrijk blijft in Vlaanderen, maar geeft ook aan dat onze economie de voorbije decennia een heel stuk diverser is geworden. “Onze industrie zal een heel ander gelaat krijgen en zal zeker in Vlaanderen veel intelligenter worden, met veel meer onderliggende expertise. Die slimme maakindustrie steunt enerzijds op een doorgedreven robotisering en automatisering van het productieproces, maar anderzijds ook op innovatieve producten die een veel grotere toegevoegde waarde hebben. Bijvoorbeeld bouwmaterialen die veel beter bestand zijn tegen klimatologische invloeden: zo’n product is ook veel waardevoller dan hetzelfde doorsnee bouwmateriaal. Ik denk dat Limburg daar voluit op moet inzetten en dat er op dat vlak flink wat kansen liggen, maar het is een evolutie die tijd vraagt. En die bredere clusters, die volgen op termijn heus wel. Concreet denk ik in Limburg dan bijvoorbeeld aan de logistieke sector en aan het fietstoerisme.” Daems vindt niet dat de overheid daar zelf een actieve rol in speelt, maar onderstreept dat de politiek bepaalde evoluties wel kan faciliteren en aanmoedigen. “Neem nu de voor het bedrijfsleven bijzonder impactvolle Europese duurzaamheidsregelgeving. De Europese Commissie maakt zich nu sterk dat probleem te hebben opgelost door die regelgeving fors af te zwakken voor bedrijven met minder dan duizend werknemers. Dat klinkt goed, maar beseft zij zelf wel dat ze net daardoor ook nieuwe drempels opwerpt? Het signaal dat Europa daarmee geeft is immers dat je zeker niet verder moet doorgroeien dan duizend werknemers. Dat is in mijn ogen ronduit onbegrijpelijk.”

Cyclische economie
Gevraagd naar de economische topprioriteiten voor Limburgse beleidsmakers, tien jaar na de sluiting van Ford Genk, hoeft Herman Daems niet bepaald lang na te denken. “Ze moeten in de eerste plaats blijven inzetten op ondernemerschap. En let wel, we zijn hier op de goede weg wat dat betreft. De lokale werkgeversorganisaties tonen zich hier bijzonder dynamisch, en ik hoop dat ook de grote ondernemende families op dit vlak mee aan de kar zullen blijven trekken. Daarnaast moeten Limburgers het soms nog wat groter durven te zien: de provincie geniet een unieke ligging, betrek dan ook de rest van Europa bij je groeiverhaal. En last but not least: toon voldoende ambitie. Ja, er is de voorbije jaren al veel ten goede veranderd, maar we moeten nu doorduwen.”
Of de sluiting van Ford Genk achteraf bekeken dan misschien zelfs een goede zaak was voor de provincie? “Ik durf het amper te beamen, maar eigenlijk was de tijd van dat soort gigantische autofabrieken in Vlaanderen op dat moment min of meer voorbij. Onder meer omdat de vraag naar auto’s op onze eigen lokale markt ietwat begon te slabakken, maar ook omdat we hier in Vlaanderen eigenlijk nog amper over de ruimte beschikken voor dat soort fabrieken. We hebben flink wat decennia kunnen meegenieten van de werkgelegenheid die dat soort industrieën bood, maar de economie is nu eenmaal iets cyclisch. Er is een tijd van komen en gaan. Het probleem is natuurlijk dat je daar vanuit het beleid maar moeilijk vooraf op kan anticiperen.”
Abonneer je op POMblad!
POMblad in de toekomst ontvangen? Laat dan hieronder je gegevens achter.
Abonneren is gemakkelijk en gratis.
Na het achterlaten van je gegevens krijg je POMblad elke zes maanden automatisch in de brievenbus.
