De hoge vlucht van de Health Campus
Op relatief korte tijd is Health Campus Limburg DC een toonaangevende rol gaan spelen in de gezondheidsinnovatie. De oprichters begrepen al snel hoe belangrijk vernieuwing in de gezondheidszorg is. Artsen en onderzoekers uit Limburgse bedrijven en instellingen werken er hand in hand. Acht pioniers delen hun verhaal en vertellen hoe zij samen de Limburgse economie versterken en transformeren.
Paul Dendale & Pieter Vandervoort
Paul Dendale
Algemeen diensthoofd cardiologie van het Hartcentrum en het Jessa Ziekenhuis Professor aan UHasselt Voorzitter van de Europese Vereniging Preventieve Cardiologie
Pieter Vandervoort
Cardioloog, verbonden aan het Ziekenhuis Oost-Limburg
Professor aan UHasselt
‘Vroeger controleerde de arts of een pil geholpen had. In de toekomst monitort het internet de patiënt.’
Professoren Paul Dendale en Pieter Vandervoort zetten samen de Mobile Health Unit op, een platform om met je smartphone je gezondheid in de gaten te houden. Het startte tien jaar geleden met een samenwerking tussen Ziekenhuis Oost Limburg (ZOL) in Genk, Jessa Ziekenhuizen in Hasselt en UHasselt.
Als hartexperts zijn Dendale en Vandervoort vooral bezig met het op afstand volgen van hun patiënten, dankzij de nieuwste technologie. Hun spannendste onderzoek wordt gecentraliseerd op de Health Campus.
PAUL: “Pieter droomde er al jaren van om patiënten op afstand te volgen en alles te centraliseren. Samen met de universiteit en de ziekenhuizen zijn we nu bezig met het opzetten van een Remote Clinical Monitoring Center (RCMC). Dit centrum zal helpen om nieuwe technieken te ontwikkelen.”
Kan je een paar voorbeelden geven?
PAUL: “Een gekend voorbeeld is het op afstand opvolgen van patiënten met een defibrillator of pacemaker. Het voordeel is dat je tussentijds problemen kan registreren die je anders maar om de zes maanden tijdens een consultatie zou zien. Die remote opvolging is nu een standaardprocedure.”
PIETER: “Ook bij hartfalen wordt aan tele-opvolging gedaan. Dat kan via externe meters of ingeplante toestelletjes. Dat is in onze ziekenhuizen nu routine geworden. Het wordt niet terugbetaald, en daarom wordt dit niet in alle ziekenhuizen toegepast.”
Waarom worden die digitale toepassingen niet terugbetaald?
PIETER: “In België zitten we in de situatie dat er een dienstenrelatie bestaat tussen de arts en de patiënt en er een derde is, namelijk het Riziv, die de factuur betaalt. Het is het Riziv dat bepaalt welke service van de arts vergoed wordt. Vandaag zitten digitale toepassingen nog niet in het terugbetalingsarsenaal. En dus is het gebruik ervan nog beperkt. Daar moet nog een belangrijke weg afgelegd worden.”
Heel wat mensen dragen gesofisticeerde stappentellers die ook gezondheidsgegevens registreren. Zijn die bruikbaar in de gezondheidszorg?
PIETER: “Ik denk dat die toestellen nuttig zijn. Maar natuurlijk moeten dergelijke gegevens klinisch gevalideerd zijn als wij ze gaan gebruiken voor therapieën. En dat staat nog niet op punt bij veel van die toestellen. Maar dat is een kwestie van evolutie. We hebben bijvoorbeeld zelf een app ontwikkeld voor smartphones, die klinisch gevalideerde gegevens rond hartritmestoringen registreert.”
PAUL: “Deze toepassingen hebben ook impact op hoe de gezondheidszorg zal evolueren. Vroeger ging je naar de arts, die stelde vast dat je een hoge bloeddruk had, gaf je een pilletje en stelde drie maanden later vast dat het geholpen had. In de toekomst zal het internet de patiënt kunnen monitoren. Zo krijg je meer verantwoordelijkheid over je eigen gezondheid.”
Het vraagt een goede kennis van al die gebruikers over de werking van die tools en apparaten. Hoe kan je ervoor zorgen dat het gebruik correct gebeurt?
PAUL: “Daar ligt enerzijds een taak voor de ontwikkelaars van die tools. Keep it simple. Anderzijds moeten we zorgen dat de mensen digitale tools kunnen hanteren. En dat evolueert zeer snel. Als ik in mijn wachtzaal kijk, zie ik mensen van boven de tachtig intens op hun smartphone tokkelen. Maar een deel van de bevolking blijft achterophinken op dit terrein. Daarom doen wij onderzoek naar manieren om die digitale achterstand te verhelpen.”
Zal de afstand tussen de arts en de patiënt niet vergroten door die digitale toepassingen?
PAUL: “De contactpersoon blijft altijd de arts of de verpleegkundige. Het is verkeerd om te denken dat computers de gezondheidszorg volledig gaan overnemen. Ze gaan wel een steeds grotere rol spelen. De arts van de toekomst zal dan ook een zeer goede communicator moeten zijn.”
PIETER: “Het kan ook drempelverlagend werken. Door inzicht in zijn eigen gegevens te krijgen zal de patiënt sneller contact opzoeken als er iets mis is. En dat hoeft niet per se contact met de arts te zijn, dat kan ook met een gespecialiseerde verpleegkundige. Dat is in ieder geval wat we beogen met ons RCMC.”
Remote monitoring betekent ook dat je niet meer aan de fysieke aanwezigheid van een arts gebonden bent.
PAUL: “Dat is inderdaad zo. De patiënt hoeft niet meer op doktersbezoek te gaan. Er ontstaat digitale communicatie, denk maar aan videocalls en monitoring van toestellen. Dat zal toelaten aan goed georganiseerde centra zoals ons RCMC om ook patiënten die verder wonen te behandelen, zelfs in het buitenland. Mensen kiezen daarvoor. De patiënten van de toekomst willen behandelingen die een goede reputatie hebben. Dat is waar wij aan werken.”
Ann Beliën & Erik Buntinx
Ann Beliën
Oprichter en CEO van biomedisch bedrijf Rejuvenate Biomed
Erik Buntinx
Psychiater, stichter en CEO van medisch onderzoekscentrum Anima Research Center en farmabedrijf ANeuroTech
‘Ik heb op verschillende plaatsen in de wereld gewerkt en dan zie je dat we in Limburg veel te bescheiden zijn.’
Ann Beliën en Erik Buntinx leiden dan wel elk apart hun eigen bedrijf, de overeenkomsten zijn groot. Beiden zijn pioniers in geneesmiddeleninnovatie. Ze opereren vol overtuiging onder de vlag van de Health Campus.
De opvallendste overeenkomst tussen Buntinx en Beliën is de ambitie om hun bedrijven uit te bouwen tot toonaangevende spelers in de farmaceutische wereld. “We beseffen hier niet hoeveel potentieel onze regio heeft”, zegt Erik Buntinx. “Ik heb op verschillende plaatsen in de wereld gewerkt en dan zie je dat we in Limburg veel te beschei – den zijn”, voegt Ann Beliën eraan toe. “De kennis en expertise die hier aanwezig is, wordt wereldwijd erkend.”
Erik Buntinx, je hebt twee bedrijven, welke van de twee is jouw favoriet?
ERIK: “Dat is moeilijk te zeggen. Het onderzoekscentrum Anima Research Center is altijd een droom geweest, vanaf het moment dat ik begon aan mijn opleiding geneeskunde. Dat uitbouwen is heel fijn. Het is ook een familiebedrijf, dus dat helpt. Maar ANeuroTech, mijn ander bedrijf, daar zit echt mijn baby in. Dat is een farmaceutisch bedrijf waarin we een nieuw geneesmiddel ontwikkelen tegen depressie. We hopen er binnenkort mee op de markt te komen.”
Je was ook nauw betrokken bij onderzoek naar covidvaccins.
ERIK: “Dat is een bijwerking van onze activiteiten, alhoewel het de voorbije jaren een hoofdzaak is geworden. We zijn vooral gespecialiseerd in de invloed van geneesmiddelen op de werking van de hersenen. In het kader daarvan zijn we door Janssen Pharmaceutica gevraagd om covidvaccins te testen. Dat is een megasucces geworden. We hebben in totaal ruim 2.000 mensen in covidstudies kunnen testen en we zijn nog altijd bezig met een nieuwe antistofbehandeling. Dat is belangrijk voor mensen die heel gevoelig zijn voor een covidbesmetting. Dan denken we vooral aan mensen met kanker.”
Wat is op dit ogenblik het spannendste dat loopt bij Rejuvenate Biomed?
ANN: “Ons doel is om mensen zo lang mogelijk gezond te houden. Om dit te doen, werken we met platformen waarop we medicijnen gaan identificeren die al bestaan, maar die we op een creatieve manier terug samenbrengen. Zo verkrijgen we geneesmiddelen met nieuwe karakteristieken. De voorspellingen daarrond ontwikkelen we in computers. Vervolgens worden ze eerst uitgetest op kleine wormpjes, daarna op muizen, en tenslotte bij de mens. De eerste klinische fase is afgesloten, we zijn nu bezig met de analyse van de data en de resultaten zijn zeer hoopgevend.”
Hoe benader je de combinatie business en innovatie?
ERIK: “Anima Research werkt in opdracht van farmaceutische bedrijven. In die zin zien we ons als een dienstenbedrijf dat door zijn kennis en knowhow op een zo goed mogelijke manier kan onderzoeken en daarvoor wordt betaald. Er is op dat terrein nog veel mogelijk in Limburg.”
ANN: “Daar sluit ik mij volmondig bij aan. Ik heb op verschillende plaatsen in de wereld gewerkt en dan zie je dat we in Limburg veel te bescheiden zijn. Nochtans is de kracht die hier zit heel groot. Je hebt de hogescholen en universiteit, een investeringsmaatschappij, de Health Campus die inspireert, de artsen, biomedici, we hebben een centrale groep en heel veel grijze massa. Er zijn ook creatieve denkers. Alles is voorhanden om een volgende stap te zetten en ons allemaal samen als een eenheid, een community, te profileren. Hier past ons team perfect in: kennis, expertise en een zeer ondernemende spirit.”
ERIK: “Hier zijn bijvoorbeeld heel weinig bedrijven die onderzoeken doen voor farmaceutische bedrijven en op zich is dat een heel rendabele business. Wij zijn dus heel hard bezig, samen met andere partijen rond de Health Campus, om die business verder aan te trekken. De kennis en de expertise die hier aanwezig is, wordt wereldwijd erkend. Wij kunnen ons overal presenteren en we worden meteen au sérieux genomen. Wij ervaren dat dagelijks. Vijf van de tien miljardenbedrijven in de farmaceutische industrie zijn klant bij ons. En dat terwijl we een zogenaamd lokaal onderzoekscentrum zijn. Vandaag hebben wij bijvoorbeeld nog Bayer binnengehaald als klant.”
Willen jullie de wereld veroveren?
ANN: “Waarom niet? Ik denk dat we daar allebei ook al een stukje mee bezig zijn. Niet alleen binnen onze eigen organisatie, maar als ik zie hoe op de Health Campus mensen met zaken bezig zijn die er echt toe doen, denk ik dat we hoge toppen kunnen scheren.”
ERIK: “Ik denk inderdaad dat we een topplaats in de wereld kunnen veroveren. Alle elementen zijn daarvoor aanwezig. Wij slagen er ook in om top – onderzoekers uit de hele wereld aan te trekken. Je moet vooral in jezelf geloven. Als je dan je verhaal vertelt, en er zit waarde in, dan luistert men overal.”
Leen Hulshagen & Nico De fauw
Leen Hulshagen
Directeur Innovatie bij dienstencentrum voor mensen met een beperking Sint Oda in Pelt
Nico De fauw
Directeur van zorginnovatie – netwerk In4Care
‘Wie innovatie hoort, denkt aan technologieën, AI en noem maar op. Maar de beste innovaties zijn net heel simpel.’
Zorginstellingen zitten in survivalmodus, want ze zijn ondergefinancierd. Toch moeten ze hun blik op de toekomst blijven richten. “Door innovatie kunnen ze de zorg voor bewoners, patiënten en hun medewerkers verbeteren”, zegt Nico De fauw, directeur van In4Care.
In4Care brengt zorg, welzijn en bedrijfswereld samen om van elkaar te leren, oplossingen te bedenken en vernieuwingen uit te proberen. Vooral gepersonaliseerde zorg is een thema dat hen bezighoudt. Leen Hulshagen, directeur innovatie bij Sint Oda in Pelt, een organisatie voor personen met een beperking, haalt heel wat inspiratie uit het netwerk van In4Care. “Alleen met innovatie kunnen we de kwaliteit van onze zorg handhaven.”
Hoe gaat Sint Oda om met innovatie?
LEEN: “Wij zorgen ervoor dat innovaties erg laagdrempelig worden ingevoerd. We vertrekken bijna altijd vanuit de werkvloer. Een project waar we heel fier op zijn is ‘familienet’. Dat is een digitaal notitieschrift voor heen-en-weer-communicatie tussen onze zorggebruikers met een mentale beperking en hun familie. Het begon met een vraag van een ouder die meer informatie wilde over de gang van zaken in de leefgroep van haar kind. Het idee zorgde eerst voor heel wat weerstand bij de medewerkers. Die waren bang dat veel extra tijd zou kruipen in foto’s doorsturen en tekstjes schrijven. We zijn dan begonnen met een proef binnen een leefgroep. Er kroop minder tijd in dan aanvankelijk gedacht. De ouders waren heel tevreden. Ze belden ook veel minder, omdat ze veel konden vernemen via het heen-en-weer-schriftje van hun kind. Nu wordt dat systeem in heel de organisatie gebruikt.”
Passen dergelijke toepassingen in de innovatievisie van In4Care?
NICO: “Helemaal. Soms vergeten we waarom we innoveren. Wie vandaag het woord innovatie hoort, denkt automatisch aan technologieën, artificiële intelligentie en noem maar op. Maar de beste innovaties zijn net heel simpel. Een innovatie werkt pas goed als ze een rechtstreeks effect heeft op de werking en de mensen ondersteunt. Bovendien is innovatie niet enkel een toestel of een app. Het kan ook een nieuw proces zijn dat medewerkers ontzorgt en kwaliteit toevoegt aan de patiënt of bewoners.”
Je werkt met In4Care ook nauw samen met de Health Campus. Waarom?
NICO: “We hebben op de campus in Diepenbeek een zorgproeftuin waar we nieuwe toepassingen in een zeer vroege fase uitproberen. We richten ons daarmee specifiek op innovaties in de ouderenzorg die daar met senioren getest worden. Daarnaast bekijken we hoe we de community via onze werking kunnen ondersteunen. Het pluspunt aan deze campus is de samenwerkingsidee die daar actief gepromoot wordt. Je hebt overal in het land welzijnscampussen waar actoren uit de gezondheidssector wel samenzitten, maar eigenlijk niet samenwerken. Dat is op de Health Campus anders.”
Wat heeft een instelling zoals Sint Oda aan de Health Campus?
LEEN: “We hebben ideeën voor op afstand gestuurde nachtzorg. We denken na om ook sectorover – schrijdend te gaan samenwerken met anderen om nachtzorg nog kwaliteits – voller en efficiënter te organiseren. Onze zorggebruikers gaan soms ook naar huis en dan kan het misschien interessant zijn ook zicht te blijven houden op hun slaapgedrag. Daarom willen we met de Health Campus en andere zorginstellingen een project rond nachtzorg ontwikkelen.”
In de voorbeelden die jullie rond zorginnovatie aanhalen zie je een trend richting een geïndividualiseerde aanpak. Is dat de weg die de zorgwereld moet bewandelen?
LEEN: “Ik zie dat zeker niet als een probleem, eerder als een uitdaging. Vroeger ging het geld voor mensen met een beperking naar de instellingen. Nu krijgen de zorggebruikers in onze sector zelf het geld, het zogenaamde rugzakje. Zij kunnen dus zelf kiezen waar ze de beste zorg krijgen.”
Heeft die focus op individualisering in de zorg invloed op de werking van In4Care?
NICO: “Ongetwijfeld. De industrie, de zorgverleners en ook de burgers zelf zullen op dit terrein nog een grote weg moeten afleggen. Dat begint met het verzamelen van data die we gebruiken voor specifieke zorg. Ik begrijp trouwens de terughoudendheid over het gebruik van gezondheidsgegevens niet. Als je straks met de auto naar huis rijdt, word je gevolgd door tweehonderd camera’s. Jouw bank weet beter dan jijzelf welke broek je morgen gaat kopen. Daar heeft niemand moeite mee. Maar als we de gezondheidszorg kunnen verbeteren, dan wordt plots de privacy een probleem. Ik vind dat vreemd.”
Hoe kun je dat oplossen?
NICO: “Door de burger zeggenschap te geven over zijn gezondheidsgegevens. Hij moet de regie krijgen om te beslissen wie zijn gegevens krijgt. Vandaag is de burger nog te veel lijdend voorwerp, zowel voor het verzamelen als voor het inkijken van data. Dat houdt veel datagestuurde innovatie tegen.”
Liesbet Peeters & Piet Stinissen
Liesbet Peeters
Docent aan UHasselt, verbonden aan het Biomedisch Onderzoeksinstituut en het Data Science Instituut
Piet Stinissen
Hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde en Levenswetenschappen van UHasselt Voorzitter van de inhoudelijke taskforce van Health Campus Limburg DC
‘We moeten bereid zijn aan privacy in te boeten voor wetenschappelijk onderzoek.’
Piet Stinissen, één van de drijvende krachten achter Health Campus Limburg DC, windt er geen doekjes om: “Data zijn de motor voor innovatie in de gezondheidszorg.” Hij gelooft in digitalisering als de krachtbron bij uitstek voor een verbetering van de zorg van de toekomst.
Die kracht van data illustreert Liesbet Peeters met haar onderzoek. Ze leidde een succesvol project over hoe corona MS-patiënten beïnvloedt. “Zonder het delen van data op wereldniveau, hadden we nooit zo snel kunnen handelen.” De magie van data in actie.
Waarom staat digitalisering in de gezondheidszorg zo hoog op de agenda van de Health Campus?
PIET: “Data vormen een cruciaal element om de kwaliteit in de gezondheidszorg van de toekomst te bevorderen. Daarvoor is samenwerking nodig, zowel met de ziekenhuizen als met de eerstelijnsactoren. Want daar zit de informatie die nodig is voor digitale healthoplossingen. Het vertrouwen tussen die verschillende actoren is van levensbelang.”
Wat heeft een gewone patiënt aan jouw werk met data?
LIESBET: “Het opvallendste voorbeeld is ons onderzoek tijdens de coronacrisis voor personen met MS. Men ging ervanuit dat zij mogelijk ernstiger getroffen werden door het virus. Het was toen niet duidelijk hoe men moest omgaan met de behandeling, want personen met MS nemen vaak medicatie die hun immuunreactie onderdrukt. Wij hebben heel snel data kunnen samenbrengen van patiënten uit meer dan tachtig landen. Al na enkele maanden konden wij geruststellende resultaten voorleggen en is het wereldwijde advies voor de aanpak van COVID-19 bij MS-patiënten aangepast op basis van onze bevindingen Daar ben ik heel fier op. Het was een bevestiging van onze leuze #datasaveslives.”
PIET: “Het heeft bovendien onze samenwerking op de Health Campus op de kaart gezet. Het maakte aan de wereld duidelijk dat we ook op dit terrein een pioniersrol spelen. Het heeft bij de ziekenhuizen de bewustwording verhoogd van het belang van het ter beschikking stellen van data.”
Die data bevatten vaak heel persoonlijke gegevens. Is dat geen probleem voor het private karakter van die gegevens?
PIET: “Die data worden altijd in een studieverband gebruikt en er gaat een ethische goedkeuring aan vooraf, met checklijsten die het correct gebruik waarborgen. Het is heel belangrijk dat we aantonen hoe zinvol het is om die gegevens te gebruiken. Je mag bovendien ook niet vergeten dat uit onderzoek blijkt dat een zeer grote meerderheid van de bevolking geen probleem heeft met het gebruik van die data voor de verbetering van de gezondheidszorg.”
LIESBET: “We hebben intussen heel wat ervaring met de regels van de privacywetgeving. Eén van de regels is dat we niet méér gegevens gebruiken dan nodig. Maar we moeten ook een evenwicht vinden tussen privacy en het gebruik van gegevens om cruciale inzichten te verkrijgen die de volksgezondheid verbeteren. We moeten bereid zijn om een beetje privacy in te boeten voor onze gezondheid.”
Levert onderzoek gebaseerd op digitale data altijd betrouwbare resultaten op?
LIESBET: “Het is alleszins zo dat hoe groter de populatie is waarop resultaten zijn gebaseerd, hoe breder bruikbaar zij worden. Complexe vraagstukken benaderen we met data van verschillende partners uit verschillende landen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan langetermijneffecten van therapieën, de effecten op oudere bevolkingsgroepen of de aanpak van therapieën als verschillende ziektes tegelijk optreden. Dat zijn ingewikkelde vraagstukken die je enkel met massale datainvoer kan aanpakken.”
Wordt nu de stap richting gepersonaliseerde geneeskunde kleiner?
PIET: “Ik spreek liever van precisiegeneeskunde. Je ziet bijvoorbeeld dat bij een behandeling voor een kankertype het resultaat kan verschillen van patiënt tot patiënt. Dan moet je heel precies kunnen ingrijpen en de therapie aanpassen aan de individuele patiënt.”
LIESBET: “Je komt er niet met data alleen. Zelfs niet als je cutting edgetechnologie zoals artificiële intelligentie gaat gebruiken. De behandelende arts en het algoritme moeten hier samenwerken met een brugprofiel dat die informatie aan elkaar kan linken. Daarvoor is de communicatie tussen arts, patiënt en een data-ingenieur heel belangrijk. Zeker als het over zo een individuele aanpak gaat.”
Abonneer je op POMblad!
POMblad in de toekomst ontvangen? Laat dan hieronder je gegevens achter.
Abonneren is gemakkelijk en gratis.
Na het achterlaten van je gegevens krijg je POMblad elke zes maanden automatisch in de brievenbus.