Innovatieversnellers over Limburg
“De honger naar innovatie is groot”
Flanders Make, essenscia, Sirris en VITO. Hun CEO’s zitten in de cockpit van de Belgische innovatie, maar wat zien ze wanneer ze over het bronsgroen eikenhout vliegen? Waar staat Limburg sterk en wat kan er beter? En vooral, hoe kunnen zij het verschil maken?
ESSENSCIA
Ann Wurman
Directeur
essenscia is de sectorfederatie van de chemische industrie en life sciences.
‘De grootste uitdaging waar we als sector voorstaan? Goed opgeleid talent. Zeker in Limburg.’
“essenscia is de Belgische sectorfederatie voor bedrijven die actief zijn in chemie, kunststoffen, farma en biotech. Met ruim 700 ondernemingen, zowel internationale bedrijven als kmo’s, vormen wij de ruggengraat van de Vlaamse economie. In de Antwerpse haven bevindt zich de grootste geïntegreerde chemiecluster van Europa.
In Brussel en Vlaams-Brabant zijn er een belangrijk aantal internationale hoofdzetels en R&D-centra gevestigd. De farmasector is vooral in de provincie Antwerpen sterk vertegenwoordigd, terwijl de biotech zich concentreert in de driehoek Gent, Leuven en Mechelen. In Limburg kennen we vooral een sterke concentratie aan kunststofverwerkende bedrijven.”
Heeft de welvaart van de chemiesector ook geen keerzijde op vlak van milieu? Ik denk maar aan wat er bij 3M is misgelopen.
“Wel, ik draai het om, wie in Limburg wil werken aan een duurzame toekomst en een circulaire economie, moet bij ons zijn. Kijk, voor alle grote maatschappelijke uitdagingen is chemie deel van de oplossing. CO2 is een chemische molecule. Wij zijn dus de sector bij uitstek die een oplossing voor het CO2-probleem kan aanbrengen. Dat doen we met nieuwe klimaatinnovaties om CO2 op te vangen en op te slaan, of om te zetten in een nieuwe grondstof.”
Dat zijn mooie woorden, maar maak die eens concreet voor Limburg.
“Chemiebedrijf Vynova in Tessenderlo bijvoorbeeld heeft op minder dan tien jaar al meer dan 250 miljoen euro geïnvesteerd in duurzame productietechnologieën. Dat gaat over stoomketels op waterstof, circulaire productieprocessen en investeringen voor minder waterverbruik. Eind vorig jaar werd een state-of-the-art productiefaciliteit voor deminwater in gebruik genomen. Deminwater – of gedemineraliseerd water – is essentieel voor productieprocessen waarbij water van de allerhoogste kwaliteit nodig is. De nieuwe installatie zal geen grondwater meer verbruiken, wat een jaarlijkse besparing betekent die overeenkomt met het kraanwaterverbruik van meer dan 1.000 gezinnen.”
Zijn er nog andere voorbeelden?
“(resoluut) Borealis in Beringen. In samenwerking met Bionerga draait hun productie op stoom en stroom die opgewekt wordt uit de verwerking van niet-recycleerbaar huishoudelijk afval. Resultaat: 20 procent minder CO2-uitstoot. Kijk, er lopen ook heel wat projecten om kunststoffen meer en beter te recycleren, en waar mogelijk maximaal te hergebruiken. Met PlastIQ, onze opleidingsorganisatie voor de kunststofsector, beschikken we op de T2-campus in Genk over één van de best uitgeruste opleidingslabo’s voor kunststoffen in de Benelux. Dat zijn zaken die te weinig geweten zijn, en we misschien wat meer moeten herhalen.”
Waar wringt het schoentje in Limburg voor jullie sector?
“Goed opgeleid talent. Dat is mogelijk de grootste uitdaging waar we als sector voorstaan: meer jongeren motiveren voor een technische of wetenschappelijke STEM-studie, zodat ze in onze industrie kunnen meewerken aan de oplossingen die we als samenleving zo hard nodig hebben. Dat verhaal, dat je met een job in de chemie en kunststoffen een positieve impact kan hebben voor een duurzame toekomst, moeten we in Limburg nog vaker en duidelijker vertellen. Zonder te verbloemen dat er ook in onze sector nog heel wat zaken beter kunnen en moeten, maar wel met de overtuiging dat de broodnodige innovaties grotendeels uit de chemie en kunststoffen zullen moeten komen.”
VITO
Inge Neven
CEO
VITO is de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek.
‘Limburgers staan een stuk verder af van innovatie, maar de wil en het enthousiasme zijn groot, eens je hen over de streep trekt.’
Vlak om de hoek van het stadion van Berchem Sport, waar wijlen Ludo Coeck nog leerde voetballen, liggen de Antwerpse kantoren van VITO. Inge Neven is er de eerste vrouwelijke topvrouw, verantwoordelijk voor meer dan 1.000 medewerkers en een budget van 237 miljoen euro. VITO in een elevatorpitch?
“Wij zijn een Vlaamse onderzoeksorganisatie die zich hoofdzakelijk bezighoudt met de vraag: ‘Hoe kunnen we evolueren naar een CO2-neutrale maatschappij?’ Of nog specifieker: ‘Hoe kunnen we via onze drie impactdomeinen een positief effect genereren op een maatschappij in transitie?’ Het duurzaam gebruik van grondstoffen maakt daar een groot deel van uit, maar we onderzoeken ook hoe we ons steentje kunnen bijdragen aan klimaatmitigatie – het voorkomen van klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te beperken – en klimaatadaptatie. Het uiteindelijke doel is een duurzame leefomgeving voor iedereen.”
Hoe zetten jullie die missie in Limburg om?
“Ik denk aan de Limburgse carbstone-technologie, die bouwmaterialen mogelijk maakt zonder het gebruik van cement of extra energie, maar door CO2-binding. Samen met de Limburgse bedrijven Orbix, Vandersanden, Gubbels en Resourcefull zijn er nu materialen op de markt met een uitzonderlijk lage, zelfs negatieve, CO2-voetafdruk, waardoor ze wereldwijd uniek en buitengewoon duurzaam zijn. We zijn ook betrokken bij het Einsteintelescoop-project, waar we meekijken naar de geologie. Hoe gaat de ondergrond bij trillingen reageren en welke buizen kan je dan best gaan trekken? Hoe kan je ervoor zorgen dat de buizen die we onder de grond steken enerzijds lang genoeg meegaan maar anderzijds ook de ondergrond niet gaan contamineren? En ook, hoe kunnen we ze achteraf recycleren?”
Wat zegt uw kritische blik? Waar moeten we in Limburg voor opletten?
“De vergrijzing in Limburg baart me toch wel zorgen. Het wordt een uitdaging om voldoende goede werkkrachten en grote bedrijven in Limburg te houden. Kijk, de sluitingen van Ford en Philips waren erg moeilijk. We hebben dan met succes gezorgd voor nieuwe economische hotspots zoals Corda Campus en EnergyVille, maar de echt grote spelers zijn dun gezaaid. Dus daar ligt nog wel een uitdaging verscholen, om ervoor te zorgen dat we die grote spelers in Limburg vastklikken met het oog op werkgelegenheid. Want als je in Vlaanderen kijkt naar de industrie, dan zit die vooral rond Antwerpen, Gent en nog een stukje Brussel. Limburg hinkt achterop. Bedrijven creëren niet alleen werkgelegenheid, maar ze zorgen ook voor een gezonde dynamiek: werkgelegenheid trekt lokale middenstand aan, zorgt voor activiteiten voor kinderen, vrijetijdsbesteding, … Het is goed dat de Universiteit Hasselt daarom aan het kijken is om ingenieursopleidingen uit te bouwen om ervoor te zorgen dat er hier meer aantrekkingskracht komt. Problematisch daarbij is dan ook de ontsluiting van Limburg. Studenten moeten er geraken, hè. Er wordt binnenkort dan wel een eerste lijn tussen Hasselt en Maastricht geopend, maar het gaat wel heel erg traag. Er liggen volgens mij ook wel verdere kansen om meer te gaan samenwerken met Nederland.”
Maar hoe lossen we zoiets op?
“Ik ben van mening dat we in functie van de duurzaamheidstransitie meer naar grotere steden kunnen evolueren. Weg van de lintbebouwing die ons heel veel geld kost. Denk maar aan hoe we ons vandaag moeten organiseren om water en elektriciteit te voorzien. En mobiliteit, uiteraard, om maar niet over de belbus te beginnen (lacht). Breng meer mensen samen in degelijke behuizing in grotere steden, zorg voor goed transport tussen die steden en goede voorzieningen. Op zo’n manier kan je meer investeren in die steden, zorgen dat die aantrekkelijker worden, dat je nog betere functionaliteit of aantrekkingskracht krijgt naar de burger toe. Gecombineerd met werkgelegenheid op korte afstand, wel ja, dan krijg je een mooi verhaal. Daar kan de politiek wel nog een stuk aan werken.”
Is het geloof in innovatie groter op andere plaatsen in Vlaanderen dan in Limburg?
“Misschien wel, maar dat komt deels ook door de leeftijdspiramide. Wat ook meespeelt, is de omgeving. Als je in je omgeving veel start-ups tegenkomt en met veel innovatie wordt geconfronteerd, dan ga je er sneller in meegaan. Dus ja, op dat vlak moeten we in Limburg wat bjjbenen. Maar er is ook goed nieuws. Ons Limburggevoel. Limburgers staan dan misschien een stukje verder af van innovatie, maar als je hen het belang ervan kan duidelijk maken, dan zie je dat de Limburgers heel snel mee zijn. De wil en enthousiasme om mee te doen zijn erg groot, eens je hen over de streep trekt.”
Kan u dat ook concreet maken?
“In Genk hebben we een proefproject lopen, waarbij we in een residentiële wijk en een sociale woonwijk gaan kijken hoe we op het niveau van ganse wijken kunnen evolueren naar energiepositieve wijken. Waar je zelfs energie over gaat hebben door gebruik van isolatie, warmtepompen en zonnepanelen. Je wil niet weten hoe groot dat enthousiasme is om mee te werken. Ongezien. Tweede voorbeeld. Hoe snel liepen de inschrijvingen van de kinderuniversiteit in Limburg? Opnieuw, ongezien. Dat zijn wel de mama’s en de papa’s die hen inschrijven, hè. Dus ja, ik geloof echt wel dat het hier helemaal goed komt.”
FLANDERS MAKE
Grisja Lobbestael
CEO
Flanders Make is het onderzoekscentrum voor de maakindustrie in Vlaanderen.
‘Met technologieën als AI kunnen we het verlies aan ervaren arbeidskrachten opvangen.’
Op de vooravond van het interview gaat er een siddering door de Vlaamse maakindustrie. Busbouwer Van Hool kondigt een stevige herstructurering aan. Het faillissement was toen nog niet uitgesproken, maar onder de waterlijn was er kennelijk meer aan de hand dan een gemist order van de Vlaamse overheid.
De soundbite ‘de uitgebleven innovatie richting elektrificatie’ klinkt steeds luider door. Plots wordt de insteek van onze interviews erg actueel. Hoog tijd voor een gesprek met Grisja Lobbestael, voortrekker van technologische innovatie in Vlaanderen.
Kan je in een elevatorpitch vertellen wat Flanders Make precies doet?
“We zijn één van de vier strategische onderzoekscentra in Vlaanderen. We werken nauw samen met bedrijven in de maakindustrie en in allerlei andere sectoren om hun producten en productieomgevingen futureproof te maken. Flanders Make telt 850 medewerkers, waarvan er zowat 250 actief zijn in onze drie cocreatiecentra in Lommel, Leuven en Kortrijk. De andere medewerkers zitten verspreid over core labo’s in de vijf Vlaamse universiteiten, waarmee we intens samenwerken. De maakindustrie – als motor voor onze welvaart – is natuurlijk de partij voor wie wij het allemaal doen. Samen zorgen we voor baanbrekende innovatie.”
Wa make jullie concreet in Limburg?
“In ons cocreatiecenter in Lommel richten we ons vooral op voertuigontwikkeling. We doen er onderzoek naar de elektrificatie van machines en voertuigen en bieden unieke testinfrastructuur aan voor batterijen en duurzame aandrijflijnen. Zo werken we bijvoorbeeld aan een ambitieus project om bestaande zware vrachtwagens van verschillende types en merken op 48 uur om te bouwen tot een elektrische variant. Daarnaast hebben we een structurele samenwerking met de buren van Ford Lommel Proving Ground en gebruiken er het testcircuit om nieuwigheden voor allerlei merken uit te testen.”
“Naast elektrificatie is de ontwikkeling van autonome mobiele systemen ook een belangrijke onderzoeksprioriteit. Dat gaat over zogenaamde Automated Guided Vehicles (AGV’s) die zich binnen en buiten het bedrijf autonoom verplaatsen en werk kunnen verrichten. We beperken ons daarbij niet tot de fabrieken of logistieke omgevingen en werken ook aan autonome landbouwmachines. Daarvoor bouwden we de nodige expertise op in Limburg. Daarnaast hebben we ook een lab voor adhesive bonding, waarin we werken met allerlei lijmtechnieken en technieken om zulke lijmverbindingen ook weer ongedaan te maken. Verder hebben we een core labo bij UHasselt en twee onderzoeksgroepen van KU Leuven in Diepenbeek.”
Waarin staat vanuit jouw helikopterperspectief gezien Limburg sterk?
“Limburg heeft een mooie troef dankzij haar centrale ligging dichtbij Nederland en Duitsland. Uiteraard is er het innovatieve ecosysteem, die combinatie van innovatieve bedrijven, onderzoeksinstellingen en incubatoren. Maar ook de kennis- en opleidingsinstellingen waar Limburg hoogwaardige opleidingen heeft, gespecialiseerd in techniek, engineering en een stukje innovatie. Limburg richt zich steeds meer naar duurzaamheid en groene technologieën. Dan denk ik aan EnergyVille. Heel eigen aan de provincie is dat de samenwerking tussen de overheid en de kennisinstellingen erg wordt aangemoedigd, niet in het minst door POM Limburg.”
In alle ernst: debatteren over innovatie is leuk, maar je kan in Limburg nog steeds geen Uber te pakken krijgen. Waar moeten we voor opletten?
“Laat me met de deur in huis vallen. De vergrijzing in Limburg vormt een grote uitdaging. De komende tien jaar verlaten er 100.000 oudere en ervaren werknemers de arbeidsmarkt. Met technologieën als AI kunnen we het verlies aan ervaren arbeidskrachten opvangen en werknemers met een beperkte technische achtergrond inzetten in hoogtechnologische omgevingen.”
“Een tweede probleem is de te beperkte aanwezigheid van hightechbedrijven. De hightechsector is vandaag goed voor 6 procent van de toegevoegde waarde van Limburg, maar dat zit op minder dan de helft van het gemiddelde van Vlaanderen. De hoogopgeleide werknemer trekt daardoor vaak uit Limburg weg. De ontwikkeling van Thor Park, de Clean Mobility Valley, de incubatoren en EnergyVille zijn cruciaal om die hightech aan te trekken. Laat ons ook even dromen. Het naar Limburg halen van de Einsteintelescoop zal een aanzuigeffect zijn voor de hightech die zich daar ook rond gaat clusteren.”
“Een derde pijnpunt is het digitaliseringsverhaal, waarbij Flanders Make bedrijven helpt om eerst en vooral helder te krijgen welk innovatietraject ze best afleggen. We ondersteunen hen dan ook concreet om op het juiste moment op de juiste technologieën in te zetten. Zo kunnen ze hun producten en productieomgeving structureel versterken en competitief blijven.”
Stel: Het Belang van Limburg belt jou op en biedt jou de eerste pagina aan. Wat zou jouw oproep zijn naar de Limburgers?
“Word de meest vruchtbare bodem voor creativiteit en cross-industriële innovatie. Gebruik die krachten om als regio te bloeien. Wees creatief in nieuwe technologieën en kijk over de grenzen van je sector heen. Werk samen zodat nieuwe technologieën niet aan een bepaalde sector blijven vasthangen, maar ook opgepikt worden over meerdere sectoren. Dan maken we in Limburg pas echt het verschil.”
SIRRIS
Herman Derache
CEO
Sirris is het innovatiecentrum voor de technologische industrie.
‘Er is in Limburg sinds de sluiting van Ford heel veel aandacht naar logistiek gegaan. Je kan je afvragen of dit op lange termijn een goede besteding van middelen is.’
In de schaduw van de bekende VRT-toren aan de Auguste Reyerslaan liggen de kantoren van Sirris. Het Belgische innovatiecentrum voor de technologische industrie ademt de speelsheid uit van het Twitterhoofdkwartier voor de komst van Elon Musk. Schommels, leuke keukentjes en tafelvoetbal slingeren door de landschapsbureaus.
“Sirris is de vertrouwenspartner van alle Belgische bedrijven met een honger naar technologische innovatie”, legt CEO Herman Derache uit. “Eenvoudig gesteld helpt Sirris bedrijven hun innovatieambities waar te maken met hands-on ondersteuning.”
Kan je dat voor Limburg concreet maken?
“Wel, het Genkse bedrijf Provan is een prachtig voorbeeld. Daar hebben we een traject van bijna tien jaar mee afgelegd. Provan, een kmo met zo’n vijftig personeelsleden, is een toeleveringsbedrijf in de metaalindustrie, dat zowel halffabrikaten als volledig afgewerkte producten op maat produceert. We leerden elkaar kennen na een themadag met een eerste voorzichtige vraag. Gaandeweg hebben wij hen ondersteund om hun productie moderner te organiseren en hun doorlooptijden (de tijd tussen bestelling en levering, nvdr) te verkorten, om de kwaliteit te garanderen. Dat zijn heel veel kleine adviezen geweest. Het bijzonderste is de introductie van Quick Response Manufacturing (QRM) om de doorlooptijd te verkorten, dat we daarna samen met POM Limburg in een aantal succesvolle trajecten verder hebben gezet. Dit is een heel mooi voorbeeld van een ondernemer die niet bij de pakken is blijven zitten. Na die eerste doorbraak heeft hij gezegd: ‘Ik ga ermee verder. Er zijn nog dingen die ik kan moderniseren.’ En kijk, Provan werd zelfs beloond met de erkenning als ‘Factory of the Future’.”
Bengelt Limburg niet te zeer achteraan het peloton tijdens deze vierde industriële revolutie?
“Ik denk dat je wel mag zeggen dat er qua innovatie een achterstand is. Kijk, er zijn enkele mooie bedrijven. Ik denk aan de maakindustrie in Sint-Truiden, daar heb je automotive bedrijven zoals Punch, VCST en Tenneco. Die bedrijven hebben vaak een hele keten van toeleveranciers achter zich, waarvan velen onze klanten in Limburg zijn. Hen op en hoger niveau brengen geeft ook een meerwaarde aan die grote bedrijven. Ook in het Genkse zijn er heel wat maakbedrijven en is er wel innovatie-interesse’, maar te weinig bedrijven zetten effectief de stap naar innovatie. Een handicap in Limburg is ook het ontbreken van voldoende en sterke Original Equipment Manufacturers (bedrijven die onderdelen of producten produceren die worden gebruikt in eindproducten van andere fabrikanten, nvdr) in de machine- of apparatenbouw. Dit type bedrijven vormt een enorme motor voor innovatie, zowel op product- als businessniveau. Verhoudingsgewijs tot het aantal inwoners is Limburg na West-Vlaanderen de provincie met de hoogste maakintensiteit in België. Alleen zijn het vaak niet de dominante schakels in de waardeketen. Dus op zich is er wel een basis om een maak-ecosysteem uit te bouwen, maar de puzzelstukken moeten nog in elkaar vallen. Weet je, er is in Limburg sinds de sluiting van Ford Genk heel veel aandacht naar logistiek gegaan, waarvan men zich toch wel kan afvragen of dit qua innovatie, duurzaamheid en competitiviteit op lange termijn een goede besteding van middelen is.”
Stel: je krijgt de voorpagina van Het Belang van Limburg, welke boodschap zou je aan de kmo’s willen brengen?
“Blijf je product, je proces en je business innoveren. In welke sector je ook zit. Om op lange termijn duurzaam te verankeren moet je blijven innoveren en investeren. We zien via onze ‘Factories of the Future’, de 65 toppers in België zeg maar, dat die meer investeren en de nieuwste beschikbare technologieën inzetten. Daardoor worden die ook competitiever, groeien ze en werven ze ook veel meer mensen aan dan het sectorgemiddelde. Het belang van vooruitdenken en innoveren is in de sector echt heel duidelijk. Wees daar voldoende van je tijd mee bezig en investeer. Daar komt een return. Daarom moeten we projecten zoals de Einsteintelescoop, of het project wordt binnengehaald of niet, ook echt aangrijpen als katalysator voor lokale innovatie. Blijf niet wachten. Bel ons op en we zijn vertrokken.”
Abonneer je op POMblad!
POMblad in de toekomst ontvangen? Laat dan hieronder je gegevens achter.
Abonneren is gemakkelijk en gratis.
Na het achterlaten van je gegevens krijg je POMblad elke zes maanden automatisch in de brievenbus.